17-2-2014
Kees Pieters
Artikel 50 van de Nederlandse
Grondwet luidt: “De
Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk”. Dit kan
op
verschillende manieren worden geïnterpreteerd. Alle interpretaties
leiden tot
de conclusie dat het Verdrag van Lissabon en ook het ESM-verdrag
ongeldig zijn.
Artikel 50 van de
Nederlandse grondwet is een bijzonder
artikel. Andere grondwetsartikelen beschrijven wat mag of wat niet mag,
of wie
welke macht heeft, of hoe een procedure in zijn werk gaat. Maar artikel
50 kan
op twee manieren worden gelezen:
- Als
een gebod
- Als
een stelling
Als artikel 50
wordt gelezen als een gebod, dan betekent dit
dat de Staten-Generaal de vertegenwoordiging moet zijn van het gehele
Nederlandse Volk. Dit betekent dat de macht van het Nederlandse Volk
uitgeoefend moet worden via de Staten-Generaal.
De Europese
verdragen zorgen er echter voor dat een
belangrijk deel van de beslissingsbevoegdheid m.b.t. de Nederlandse
samenleving
bij de Europese instellingen ligt en niet bij de Staten-Generaal. Dat
betekent
dat de verdragen, die deze beslissingsbevoegdheid hebben doen
verschuiven, in
strijd zijn met Artikel 50 van de Grondwet en dus met de Grondwet. Bij
het
stemmen over deze verdragen in de Staten-Generaal werd echter door de
indieners
volgehouden, dat het hier om verdragen ging, die niet strijdig zijn met
de
Nederlandse Grondwet. Via Artikel 50 is dit aantoonbaar onjuist.
Daarmee zijn
deze stemmingen ongeldig en ook de met die stemmingen aangenomen
verdragen. Het
Verdrag van Lissabon en het ESM-verdrag bijvoorbeeld zijn dus ongeldig
als
Artikel 50 moet worden gelezen als een gebod.
Artikel 50 kan ook
worden gelezen als een stelling. Of
liever nog, zoals in de wiskunde of andere wetenschappen, een axioma.
Een
axioma is een stelling, die zo waar is, dat hij niet bewezen hoeft te
worden,
maar voor waar wordt aangenomen. Zo is in de klassieke Euclidische meetkunde één van de
axioma’s: “Door twee
punten gaat één en slechts één rechte lijn”. De rest van deze meetkunde
is
afgeleid van een klein aantal axioma’s. Mocht ooit blijken dat één van
de
axioma’s niet waar is, dan is daarmee de gehele Euclidische meetkunde
weerlegd.
Als we teruggaan
naar de Grondwet, dan is duidelijk dat het
grootste deel van de Grondwet afhankelijk is van Artikel 50. Immers,
als de
Staten-Generaal niet het Nederlandse volk vertegenwoordigen, dan
verliezen vele
artikelen uit de Grondwet hun kracht, hun zin en hun logica. De
Nederlandse
Grondwet staat of valt dus met de waarheid van Artikel 50.
Tot in de jaren ’70
van de vorige eeuw was de Nederlandse
samenleving een verzuilde maatschappij, waarbij elke zuil werd
vertegenwoordigd
door een politieke partij. Tot die tijd kon men stellen dat Artikel 50
nog waar
was. Maar na de jaren zeventig is de maatschappij geïndividualiseerd.
Omdat het
onmogelijk is om met één stem uiting te geven aan een mening over vele
onderwerpen tegelijkertijd en omdat de politieke partijen niet meer
zijn
verankerd in zuilen in de samenleving, zijn er steeds meer momenten,
waarop de
besluiten van het parlement afwijken van de wens van de bevolking.
Politici
vertegenwoordigen de bevolking dus in steeds mindere mate. De inhoud
van Artikel
50 wordt dus voortdurend weerlegd. Volgens de beroemde
wetenschapsfilosoof Karl
Popper haalt een éénmalige falsificatie van een theorie deze al
onderuit, laat
staan een voortdurende falsificatie.
De meest duidelijke
weerlegging van Artikel 50 is, dat
enerzijds het Nederlandse Volk de Europese
Grondwet per referendum verwierp met
ruim 61 procent, terwijl anderzijds de Staten-Generaal deze zelfde
Europese
Grondwet, inmiddels omgedoopt tot Verdrag van Lissabon, goedkeurde.
Daarmee is
de stelling van Artikel 50 weerlegd. Volgens Popper is daarmee de
Nederlandse
Grondwet een weerlegde theorie. Een samenstel van regels dat is
gebaseerd op
een bewezen onwaarheid is fictief en buiten de werkelijkheid. Een
samenstel van
regels dat buiten de werkelijkheid staat kan geen grondwet zijn. Als
Artikel 50
dus moet worden gelezen als een stelling, dan is de Grondwet geen
grondwet.
Maar als de
Grondwet geen grondwet is, dan zijn het Verdrag
van Lissabon en het ESM-verdrag niet gesloten in lijn met een grondwet
en
bovendien door een instituut, de Staten-Generaal, dat aantoonbaar niet
het
gehele Nederlandse Volk vertegenwoordigt. Daardoor zijn Nederlanders
niet
gebonden aan het Verdrag van Lissabon en het ESM-verdrag. Deze
verdragen zijn
dus ongeldig.
Artikel 50: “de
Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele
Nederlandse volk” kan worden gelezen als een gebod of als een stelling.
Als Artikel 50
wordt gelezen als een gebod, dan zijn het
Verdrag van Lissabon en het ESM-verdrag ongeldig. Als Artikel 50 wordt
gelezen
als een stelling dan is de Nederlandse Grondwet geen grondwet en zijn
dientengevolge het Verdrag van Lissabon en het ESM-verdrag ongeldig.
Alle interpretaties van Artikel 50 leiden dus tot
het feit dat het
Verdrag van Lissabon en het ESM-verdrag ongeldig zijn.
Artikel 50 van de
Nederlandse grondwet moet overigens niet
worden verward met Artikel 50 van het Europees Verdrag. Daarin staat
dat het
een land vrij staat om uit de Europese Unie te treden.
|